Zijn voeten klopten zacht op de houten vloer terwijl hij zich voortbewoog, lopend door de woonkamer. Hij kon niet stilzitten, kon niet zitten wachten tot ze wakker werd. Zijn hand ging voor een zoveelste keer door zijn haren en het zou men verbazen dat deze niet uitvielen. 'Het komt wel goed,' hoorde hij een zacht stemmetje zeggen. Het geluid liet hem opschrikken, liet hem denken dat ze eindelijk wakker was, maar dat was ze niet. Ze was niet wakker, het was Therese. Een zucht verliet zijn mond toen hij dit besefte. Hij keek naar de deur die openstond, de deur die leidde naar de slaapkamer, naar het bed waar haar roerloze lichaam lag. Hij wou er niet naar toe gaan, voelde zich al nerveus worden als hij in de buurt kwam. 'Het is mijn schuld,' zei hij, grotendeels tegen zichzelf. Hij had niet zo onvoorzichtig moeten zijn, hij had op moeten letten, hij had de klap op kunnen vangen, had dit alles kunnen voorkomen. En toch had hij het niet gedaan, hij was te druk met zichzelf bezig om ook maar een blik op Agenita te werpen, en voor hij het wist hoorde hij een klap en lag haar lichaam roerloos op de grond.
Inmiddels was de dag alweer voorbij, stond de maan hoog aan de hemel en werd alles verlicht door het schemerende licht van kaarsen en olielampen. Normaal gesproken was hij rond deze tijd gaan slapen, maar hij kon nu niet slapen. Ten eerste lag Agenita in zijn bed, ten tweede kon hij niet slapen als hij niet wist of ze wakker zou worden. Na een paar minuten in het rond gelopen te hebben, zichzelf vervloekend, liet hij zich op de bank vallen. Toch kon hij nog steeds niet stil blijven, als er iets was dat hij niet kon, was het stilzitten en al helemaal niet in een situatie als deze.